Vragen vergunningen

Na het ingaan van de Omgevingswet geldt voor de meeste vergunningaanvragen dat het college van burgemeester en wethouders (b en w) binnen 8 weken na indiening van een complete aanvraag een besluit moet nemen. Tot 1 januari 2024 gold niet zelden een termijn van 26 weken. 

Voor bepaalde categorieën aanvragen heeft de gemeenteraad ook een rol in de vorm van het geven van een advies. Dat advies is dan bindend voor het college van b en w. Als de gemeenteraad bijvoorbeeld adviseert de vergunning te weigeren, dan moeten b en w dit advies overnemen. De raad heeft de categorieën van aanvragen waarvoor b en w advies moeten vragen aan de gemeenteraad aangewezen via het Besluit adviesrecht buitenplanse omgevingsplanactiviteiten.

U doet er goed aan om uw plannen voordat u ze indient, te bespreken met de gemeente. Dit kan in een eerste gratis gesprek of u dient een conceptverzoek in. Heeft u een vergunning nodig bij een klein of groot plan, dan kunt u die vooraf bespreken met uw gemeente in een verkennend gesprek. Dit kunt u dan aanvinken in het omgevingsloket DSO of rechtstreeks via de gemeente aanvragen. Dat kan u tijd, kosten en bezwaren schelen. 

Voorafgaand aan uw vergunningsaanvraag is het raadzaam om belanghebbenden te betrekken bij uw plan; dit kunnen uw buren zijn, maar ook andere mensen en organisaties in uw buurt. De gemeente heeft hiervoor de (online) participatiewijzer Ruimtelijke Initiatieven ontwikkeld. Hier is een stappenplan in opgenomen waarmee u direct weet in hoeverre u anderen betrekt bij uw plan.  

In een aantal gevallen is het verplicht om aandacht te besteden aan participatie. Deze gevallen heeft de gemeenteraad aangewezen. Dit heeft de gemeenteraad gedaan met het Besluit verplichte participatie bij buitenplanse omgevingsplanactiviteiten.

Hiervoor hebben wij de beleidsregel beoordeling participatieinspanning bij buitenplanse omgevingsplanactiviteiten opgesteld.

Als bijlage bij de beleidsregel is de participatiewijzer opgenomen. Volg altijd de stappen uit deze participatiewijzer.

De Omgevingswet regelt dat de standaard termijn voor een vergunningaanvraag 8 weken is. Dit geldt ook voor plannen die in strijd zijn met het omgevingsplan. Deze termijn kan eventueel nog worden verlengd met 6 weken. Hoe completer uw aanvraag is, des te sneller kan de gemeente overgaan tot het nemen van een besluit. In uitzonderingsgevallen is de uitgebreide procedure van toepassing. Deze procedure duurt 26 weken.  

Bij de intaketafel bespreken medewerkers van de gemeente initiatieven voor de fysieke leefomgeving. Het hoofddoel is te bepalen of het initiatief (bestuurlijk) wenselijk is. Dit bepalen zij onder andere aan de hand van de omgevingsvisie. Na behandeling van het initiatief bij de intaketafel weet de initiatiefnemer of het initiatief wat de gemeente betreft bestuurlijk wenselijk is. Hiermee kunnen we er voor zorgen dat er aanvragen worden ingediend waarvan behandeling zinvol is. Als wij vinden dat een aanvraag zinvol is, kunnen wij aandachtspunten voor die aanvraag meegeven. 

Bij een omgevingstafel gaat u in gesprek over uw plan met bijvoorbeeld inwoners, ondernemers, gemeente, het waterschap, de provincie, het Rijk, de omgevingsdienst en experts. Zo heeft u alle belangen, regels, kaders en nog te ondernemen acties snel helder. Alle partijen denken met u mee en toetsen vooraf uw plan om uw vergunningaanvraag informeel goed voor te bereiden. Met deze werkwijze heeft u al een flinke basis voor uw vergunningaanvraag. In de regel bepaalt de gemeente of de provincie of een omgevingstafel nodig is. 

De  omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen (vroeger heette dat een bouwvergunning) is een veel aangevraagde vergunning. De Omgevingswet brengt verandering in de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen, zoals wij die kenden onder de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).  

Onder de Omgevingswet zijn voor de activiteit bouwen soms twee afzonderlijke omgevingsvergunningen nodig: een omgevingsvergunning voor een technische bouwactiviteit (1) en een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit (2).
Deze scheiding noemen we ‘de knip’. Deze vergunningen kunnen ook in één keer worden aangevraagd. 

Op grond van de Omgevingswet is het verboden zonder omgevingsvergunning een (technische) bouwactiviteit uit te voeren. Een omgevingsvergunning voor de technische bouwactiviteit is dus in beginsel altijd verplicht. Onder de Omgevingswet zijn meer (technische) bouwwerken vergunningsvrij. Ook vergunningsvrije bouwactiviteiten moeten voldoen aan de algemene regels uit het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl), bijvoorbeeld de regels die gelden voor nieuwbouw en slopen. Bij vergunningsvrij bouwen kan het bevoegd gezag bij strijd met de technische regels repressief (tijdens en na de bouw) handhavend optreden. 

Bij een omgevingsvergunning voor een technische bouwactiviteit wordt het bouwplan getoetst aan de regels voor de technische bouwkwaliteit. De regels hiervoor zijn opgenomen in het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl). Deze toets is te vergelijken met de toets die in het kader van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen onder de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) plaatsvond aan de eisen uit het Bouwbesluit 2012. 

Voorheen toetsten we een vergunningsaanvraag onder de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) aan het bestemmingsplan, de bouwverordening, de eisen uit het Bouwbesluit 2012 en de welstandseisen. Als het bouwplan voldeed aan deze eisen dan werd de omgevingsvergunning verleend. Onder de Omgevingswet kan een initiatiefnemer eerst duidelijk krijgen of het ruimtelijk gezien wel mogelijk is om een bouwplan te realiseren, voordat het plan verder (technisch) wordt uitgewerkt. Dit kan tijd en geld schelen. Ook zit de ontwikkelaar als initiatiefnemer in een vroeg stadium bij betrokken partijen aan tafel, voor de verdere uitwerking van het bouwplan.